marleen nelen

‘Twee levens. Twee levens zij vergroeid. Het is onmogelijk om aan de een te denken en daarbij de ander over te slaan. Lang geleden probeerde hij in een stadstuin een blauweregen en een vuurdoorn uit elkaar te halen. Hij wist op voorhand dat het niet zou lukken, en ze stierven allebei.
Iedereen weet dat het zo gaat.’

korte inhoud

Voortaan is Remy alleen. De winterse busrit van het ziekenhuis naar huis duurt eindeloos. Tijd genoeg om in gedachten en herinneringen te verdwalen. Hoe moet Remy verder nu zijn vrouw Lisa er niet meer is? Waarom kost het hem zoveel moeite om aan fijne dingen te denken? De bizarre driehoeksverhouding die het verhaal van zijn leven kleurde, speelt hem parten. Is Justin echt zijn beste vriend geweest? Of veeleer de minnaar van Lisa.


- verschenen in 2007 bij Davidsfonds


fragment uit DUIVELSTOCHT

Images

Lisa is niet meer teruggekeerd tot Anna haar zoon kreeg. Ian. Toen kon ze plots wel naar zee. Ze gingen met de trein en zij kocht schepjes voor hem en emmertjes en voor zichzelf korte rokjes, waarin haar benen eindeloos leken en waarin ze terug een jonge vrouw was. Benen met een laagje bruine crème om de spataders te verdoezelen. Remy deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Anna. Lisa. Iedereen deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Lisa ging naar zee met de kleine Ian en ze kwam wel eens langs het appartement van Justin. Volgens Lisa was Justin er haast nooit. Ze had de sleutel voor als ze dringend naar het toilet moest of als Ian het koud kreeg. Ze beschreef de hoge ramen en de vloerverwarming en het ruime uitzicht en als hij dan vroeg of Justin was langsgekomen, dan zei ze vrolijk: ‘Nee, hoor. Het lijkt erop dat Justin het appartement voor mij alleen gekocht heeft.’
Maar er was een dag die anders verliep dan de anderen en die een bruusk einde maakte aan haar uitstapjes. Hij is geen idioot en weet dat het met Justin te maken had. Omdat ze er nooit iets over vertelde en hij ook nooit iets heeft gevraagd, weet hij niet wat er juist gebeurd is. In elk geval verdween de sleutel van het appartement van het haakje in de gang. Hij veronderstelt dat ze die heeft weggegooid.
Hoe kan hij het zich voorstellen? Hij kan aannemen dat het een maandag was. Geen zondag, maar een maandag, want Ian had uitzonderlijk geen school. Of een dinsdag, het maakt niet uit. In elk geval had Justin hen niet verwacht. Dat zal het hele probleem wel zijn geweest.
Hoe deed ze het met de jongen? Liet ze hem achter op het strand?
Hij laat ze net als altijd heel vroeg vertrekken, want Lisa hield ervan om vroeg op te staan. Ian laat een nieuwe schep op zijn twee vingers balanceren en Lisa bloost, goedgemutst. Als ze vrolijk was, zong ze zachtjes voor zich uit. Het deed er niet toe wat. Kinderliedjes. Dat zal ze toen ook wel gedaan hebben.
Remy stelt het beeld in zijn hoofd scherp. Ian met de schep en Lisa neuriënd. Haar ogen flitsen heen en weer omdat ze naar het voorbijschietende landschap kijkt. Een wei met paarden, een veulen galoppeert en zijn hoekige, dunne poten geraken bijna in een knoop. Een vervallen schuurtje, een autogarage met een hoop wrakken langs de kant van de spoorbaan, een tuintje met een schommel. Ze trekt Ian tegen zich aan. Ian haalt diep adem en verbergt zijn neus in haar oksel, want hij is gek op zijn oma. Hij houdt van haar hoge hakken en ook van haar blinkende juwelen, net zoals Remy’s ekster van blinkende dingen hield.
‘De zomer is bijna voorbij. Dit is misschien wel onze laatste dag aan zee. Ga je een kasteel voor me maken, lieve schat?’
Remy laat hem antwoorden: ‘Alleen voor jou, Lisa. Een kasteel alleen voor jou. Weet Justin dat we komen?’
Haar mondhoeken trillen. Ze gaat rechtstaan om het raam te openen, want ze krijgt het benauwd. Het is al warm in de trein, ondanks het vroege uur. Een treinraam gaat nooit zomaar open, dus de man die tegenover hen zit, komt haar te hulp. Ze lacht dankbaar naar hem.
Remy laat Lisa laat lachen naar de man. Het onweerstaanbare lachje. Het lachje dat hem altijd vertederd heeft.
‘Bedankt, meneer. Nee, lieverd. Justin weet het niet. Het is een verrassing. Ga jij alvast naar het strand, dan zal ik kijken of hij thuis is. Ik ben maar een kwartiertje weg.’
Verliepen hun uitstapjes zo of vrijden ze in de slaapkamer, terwijl Ian voor de televisie zat te wachten, met het geluid goed hard?
Remy weet het niet en zal het nooit weten. Het is nu toch te laat.
Stel dat Ian naar het strand liep, alleen, tot dicht bij de zee, waar hij zijn schoenen uitdeed en met de veters aan elkaar bond, om ze over zijn schouder te hangen. Zijn tenen in het frisse water sopte. Remy laat hem omkijken naar het gebouw, waarin Justin een appartement had op de vierde verdieping. Dan gaat de jongen in het zand zitten, om te scheppen met zijn nieuwe schep. Zijn kasteel voor oma. Hij besluit te beginnen bij de slotgracht, graaft een diepe gang en gooit het zand op een hoop.
Ze blijft maar een kwartiertje weg. Niet langer.
‘Sta op. We gaan naar huis.’
Ian kijkt op. Daar staat Lisa. Ze is buiten adem. Ze hijgt en heeft rode plekken in haar hals. Die had ze altijd als ze zich heel erg opwond.
Ian protesteert. ‘We zijn hier net.’
Ze grijpt hem ruw bij zijn arm en trekt hem met zich mee. Hij wringt zich los en holt terug voor zijn schep. Ze loopt van de jongen weg, richting dijk. Op haar hoge hakken ploetert ze door het strand. Te overstuur om eraan te denken dat het eenvoudiger zou zijn om ze even uit te doen. Ze breekt bijna haar enkels.
Hij laat de schep liggen en gaat haar achterna. Hij steekt haar voorbij en probeert haar tegen te houden. Hij roept. ‘Ik wil helemaal nog niet naar huis. We zijn hier net. Ik wil niet.’ Hij stampvoet, wat zijn effect mist in het mulle zand.
Ze staat stil en kijkt naar haar kleinzoon alsof ze hem voor het eerst ziet.
Remy weet hoe hij Lisa moet laten kijken in deze situatie. Haar ogen ver opengesperd, een beetje vochtig, Remy doet haar onderlip trillen, de blos op haar wangen moet zich nog verdiepen. Ze opent haar mond om iets te zeggen. In plaats daarvan begint ze hartverscheurend te huilen.
Ian wordt bleek. Lisa huilt met lange uithalen en haar mond wijd open. Eindelijk pakt hij haar hand en probeert haar op zijn beurt mee te trekken.
‘Kom. We gaan naar huis’, zegt hij. ‘Natuurlijk gaan we naar huis. Ga nou mee.’
Lisa laat zich naar het station brengen. Ian zoekt het juiste perron. Hij vraagt de weg aan een conducteur. Lisa zegt niets. Snikt af en toe nog wat na. De mensen kijken naar hen en fluisteren tegen elkaar, maar daar trekt zij zich niets van aan. Ook Ian doet alsof hij niets merkt, hoewel hij zich vreselijk schaamt voor zijn snotterende oma. Hij is heel blij als ze eindelijk in de trein zitten. Hij wijst naar de watertoren. Zegt iets over de honden van het dierenasiel, die, zover ze kunnen, meelopen met de trein. Hij doet zijn best om haar af te leiden, maar Lisa reageert nergens op. Ze zit bedroefd voor zich uit te staren. Doet niet eens de moeite om te doen alsof ze luistert, tot hij uiteindelijk zwijgt. Af en toe gluurt hij naar haar. En Ian ziet wat Remy straks ook zal zien als hij van zijn werk komt: een kleine rimpel, eigenlijk meer een kerf, juist onder haar mond, die hij tevoren niet had opgemerkt. Met dit weer is de zee het mooist. De stranden zijn verlaten. De strakke wind pelt een dun laagje zand af en duwt het voor zich uit. De zee is wit en de lucht…

recensies

'Het verhaal is goed geschreven, korte duidelijke zinnen, soms heel mooie beelden en het geeft helder gedachten en gevoelens weer, zoals die bij een oude man kunnen opkomen... roept het medeleven van de lezer op, vooral als die begrip kan opbrengen voor de ellende van een heel gewoon en in feite mislukt leven.'

januari 2008
'Als debuut is Sneeuwlucht bijzonder geslaagd. Wat aanvankelijk overkomt als een wat warrige verteltrant, blijkt al snel een exponent van Remy's denkwijze als Parkinsonlijder: onbestendig, overdraagzaam tegenover bv zijn medereizigers op de bus en onbetrouwbaar van geheugen, niet zozeer dat hij vergeet, maar vaak geen onderscheid kan maken tussen wat hij ooit fantaseerde en wat werkelijk gebeurde... Aan het begin van het relaas citeert de schrijfster de laatste woorden van Lisa, onder aan de trap, na haar val: 'Nu heb je me pijn gedaan.' Naar het einde van het boek citeert ze haast terloops deezelfde woorden met een belangrijke nuance. 'Nu heb ik me pijn gedaan.' Marleen Nelen beheerst de materie....Door deze aftastende omgang met de realiteit ontstaat een taalgebruik dat eerder suggestief is dan beschrijvend, dat de lezer meezuigt in het drama van een oude man die nergens nog houvast aan heeft.'

december 2007
'... Fijngevoelig, bijna intiem en aangrijpend verslag van een vreemde driehoeksverhouding en een huwelijkscrisis, die een dramatisch einde kent... Klassieke roman, met een zeer menselijke inhoud en de eeuwig terugkerende elementen: leven en dood.'

november 2007




andere boeken van marleen nelen

Image

Image

Image

Image

Image

Image




  •         |      

copyright © 2021 Marleen Nelen   |   all rights reserved   |   all images by Marleen Nelen